Teveel eten, teveel zitten, teveel autorijden, teveel tv-kijken. Alles waar ’teveel’ voor staat, is niet goed voor je. Teveel data kan ook een probleem zijn. Het is tegenwoordig zo gemakkelijk om allerlei data over jezelf te verzamelen, dat je niet meer weet wat je moet doen? Data over het aantal stappen dat je hebt gezet, het aantal glazen water dat je hebt gedronken en hoe vaak je je hebt omgedraaid tijdens het slapen. De oplossing? Minder data!
Er is zelfs al een term voor: data-obesitas. Het gaat om het gedachteloos verzamelen van zoveel mogelijk data, zonder erover te hebben nagedacht waar je het voor gaat gebruiken. Het is de schuld van het steeds maar makkelijker worden van data verzamelen. Online opslag van data kost niets, het inschrijven bij alweer een dienst waarmee je je lichaamsactiviteiten kunt vastleggen, kost ook niets. Apps zijn vaak gratis en de opslagruimte op je smartphone is groot genoeg om honderden apps te installeren. Die meten natuurlijk niet allemaal je gedrag en lichaamswaarden, maar de verleiding om nog net even die extra stappenteller-app te installeren (“omdat die tijdelijk gratis is”) is groot. Voor je het weet zit je op 10 verschillende manieren je stappen te tellen en heb je 5 verschillende apps waarmee je de 7-minute-workout kan doen.
Het probleem is dat je door alle data en bijkomende ruis niet meer kunt zien wat echt belangrijk is. Daar komt nog bij dat sommige data slechts een benadering is van wat je eigenlijk wilt meten. Een stappenteller geeft een indruk van wat je wilt meten, maar het is geen exacte wetenschap. En de mate waarin je ligt te woelen in bed is eigenlijk een onnauwkeurige manier om te bepalen of je lekker hebt geslapen.
De oplossing: niet meer doen dan nodig is
Bij sporten en fit worden zijn we gek op manieren om met minimale inspanning toch fit te worden. Dat bewijst alleen al de populariteit van de 7 Minute Workout: als het in 7 minuten kan, waarom dan een halfuur in de sportschool zitten zwoegen. Zo’n zelfde benadering kun je volgen als je wilt voorkomen dat je gek wordt van data. Ook hier is al een term voor verzonnen: minimal actionable dataset. Je moet alleen de data verzamelen waar je echt iets mee gaat doen. Omdat het onmogelijk is om tussen tien verschillende lijsten met data verbanden te ontdekken, is het slimmer om te beginnen met twee dingen die je meet, bijvoorbeeld alcoholgebruik en sportactiviteiten. Je zou dan bijvoorbeeld kunnen ontdekken dat minder drinken samenvalt met meer sporten. Ga minder vaak stappen met vrienden en je zult merken dat je fitter wordt omdat je meer tijd hebt om te sporten.
Opslag, rekenkracht en bandbreedte is niet langer schaars. Wat wel schaars is, is het vromen van je brein om al die data te analyseren en om te zetten naar concrete veranderingen in je gedrag. Begin met het meten van twee of drie dingen en probeer te focussen op het verbeteren van één ding dat je dwars zit: een slechte conditie, je lichaamsvorm of je slaapproblemen. Alles tegelijk oplossen lukt toch niet.